Dr. Dirk Herderschêe |
1877–1969 |
- 1877: werd op 10 januari 1877 geboren te Schellinkhout bij Hoorn (N.H.). 92 Jaar later - 16 maart 1969 - stierf hij te Bennekom. - Middelbaar onderwijs – HBS – in Deventer. - 1896: Studie medicijnen aan de Rijksuniversiteit Utrecht. - 1903: Artsexamen op 8 mei. - Promoveert aan de Universiteit van Gent tot doctor in de geneeskunde op 28 juli. - 1904: Inwonend assistent van Professor Snellen jr. in het Nederlandsch Gasthuis voor ooglijders. Assistent in het Wilhelmina Gasthuis op verschillende afdelingen. - 1907: aangesteld als schoolarts op de zwakzinnigenscholen van de Amsterdamse Vereeniging voor Spraakgebrekkige en Achterlijke Kinderen; lid van de lokale toelatingscommissie. Er zijn op dat moment in Amsterdam slechts 2 scholen voor zwakzinnigen. Hij kreeg de opdracht om te onderzoeken of kinderen die op de buitengewone school zaten daar egenlijk wel thuishoorden. Hij probeerde aanvankelijk, op grond van de kennis die hij opgedaan had bij zijn leermeester C. Winkler, inzicht te krijgen in de vraag welk soort kinderen nu eigenlijk deze vorm van onderwijs volgden en hoe de toelating was verlopen. Na een anamnese volgde een onderzoek naar wat de kinderen op de gewone school hadden geleerd. Het gehoor- en gezichtsvermogen werden onderzcht en de schedelomtrek werd bepaald. Ook deed Herderschêe een aantal psychologische proeven om de geschiktheid van de kinderen voor het buitengewoon onderwijs te bepalen. Hij gebruikte hiervoor tests van de Duitse psychiater E. Kraepelin. Het probleem bij deze tests was dat niet duidelijk was wat kinderen op een bepaalde leeftijd wel en niet zouden moeten kunnen. Er werden pogingen ondernomen om het kennen en kunnen van zes-jarige kinderen te bepalen. - Aangesteld als – buitengewoon - lid voor bij de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen. - 1908: Publiceert zijn eerste artikel over psychologisch onderzoek in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde. - 1909: Publiceert Eenige methoden ter beoordeling van het intellect toegepast op normale kinderen. - Hij doceert het vak hygiëne op scholen voor Maatschappelijke werk – tot 1942 -. - 1910: in het Amsterdamse toelatingsonderzoek werd voor het eerst de Binet-test toegepast. Deze was in de voorafgaande jaren door Herderschêe onderzocht op bruikbaarheid en hij construeerde een op de Nederlandse situatie aangepaste test door vragen aan te passen of te verschuiven. - Op de jaarvergadering van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam aan Inrichtingen voor Onderwijs aan Achterlijke en Zenuwzwakke Kinderen verkondigt Herderschêe de mening dat een onderwijzer, voordat hij zich aan het onderwijs voor achterlijken verbindt, eerst een cursus in de psycho-pathologie behoort te volgen. - Neemt plaats in het bestuur van de schoolartsenvereniging. - Spreekt op de wetenschappelijke vergadering van de schoolartsenvereniging over besmettelijke ziekten. - 1911: Maakt vanaf januari – samen met P. H. Schreuder en G. J. Vos - deel uit van de redactie van het Tijdschrift der Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam aan Inrichtingen voor Onderwijs aan Achterlijke en Zenuwzwakke Kinderen als opvolger van de Haagse schoolarts, Dr. Wijsman. - Werkt vanaf de 2e Vacantiecursus mee aan de opleiding van onderwijsgevenden. - 1912: Herbenoemd tot schoolarts. - 1913: de door Herderschêe vertaalde en aangepaste Binet-test wordt nu standaard toegepast in het Amsterdamse toelatingsonderzoek. Herderschêe is één van de docenten van de cursus, die in 1913 voor de leerkrachten van het b.o. wordt gehouden. - Hoofd van de afdeling Besmettelijke Ziekten van het Wilhelmina Gasthuis. - 1914: beschikt als schoolarts van de Amsterdamse Vereeniging voor Spraakgebrekkige en Achterlijke Kinderen als enige in Nederland over een op kosten van de vereniging aangestelde schoolverpleegkundige. Zij hielp met aan- en uitkleden, verleende assistentie bij het onderzoek, onderzocht kinderen op hoofdluis, behandelde wonden en huiduitslag, druppelde ogen en oren en legde huisbezoeken af om te controleren of de adviezen werden opgevolgd. - 1917: betoogt dat het afnemen van de Binet-test en het interpreteren van de resultaten een taak is van een goed onderlegd psycholoog of psychiater. Daar deze veelal niet beschikbaar waren bleef er een keus over tussen pedagoog en medicus ‘al zijn geen van beiden geheel component te achten.’ Bij een keuze zou het door een medicus verricht moeten worden hoewel een gezamenlijk onderzoek dan het meest wenselijk was. - Is mede-redacteur van het tijdschrift PAIS. Het tijdschrift verschijnt tot 1919, de laatste maanden is Herderschêe waarnemend hoofdredacteur. - De Vereniging voor spraakgebrekkige en achterlijke leerlingen te Amsterdam benoemt een commissie, bestaande uit: Prof. Dr. K. Herman Bouman, Dr. J. Gewin en Dr. D. Herderschêe, die in 1917 een rapport uitbrengt over de ‘After Care’ - Maatschappelijke zorg - voor de oud-leerlingen van de B.O.-school te Amsterdam. Dit rapport trok o.a. de volgende conclusies: ‘Als regel zal de zwakzinnige gedurende zijn hele leven enige morele (wellicht ook financiële) steun behoeven, om zich in de maatschappij te handhaven. Het werk van de Ambtenaar voor de maatschappelijke zorg is een voortzetting en bevestiging van het werk der school. Het doel van school en ambtenaar is, het sociaal weerbaar te maken van de zwakzinnige. Beiden zullen trachten hem te brengen tot een werkzaam en productief leven; als het kan in de maatschappij, als het moet in een inrichting. De taak van de ambtenaar is tweeledig. Hij zal door zijn voorzorgsmaatregelen de maatschappij trachten te beveiligen tegen a- of anti-sociale daden van de zwakzinnige. Maar tevens zal hij de zwakzinnige trachten te beveiligen tegen gevaren, die hem van de kant der maatschappij bedreigen. Slechts door de maatschappelijke zorg, kan het kapitaal door onderwijs en opvoeding verzameld, rentegevend worden gemaakt.’ Jacobs, H.J. (1948). Nazorg B.L.O (11). Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 28, 74-79. Citaat p. 74/75. - 1918: Lid van de Commissie die een rapport uitbrengt over de Nazorg. - Bestuurslid van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen. - 1919: De door Herderschêe in de praktijk verbeterde Binet-test werd door de Haagse uitgeverij HAGA uitgegeven in een kist met een ‘Onderzoeksboekje, volgens methode-Binet’. Deze versie heet vanaf heden de Binet-Herderschêe-test. Vrij kort na het uitkomen gebruiken alle toelatingscommissies deze test bij het psychologisch onderzoeken van kandidaten. - Herderschêe publiceert een test voor doofstomme kinderen. Vanaf deze tijd ontwerpt hij ook paralleltests zodat eerder geteste kinderen met vergelijkbare vragen onderzocht konden worden. - 1920: Mede-redactielid van het nieuw opgerichte tijdschrift ‘Sociaal Medisch maandschrift’. - 1921: Wordt docent bij de opleiding Kindervoeding en Opvoedkunde. - Lid van de Amsterdamsche Voogdijraad. - 1923: Herderschêe werd als schoolarts ‘overgenomen’ door de gemeente Amsterdam toen ook de scholen van de Vereeniging in gemeentehanden overgingen. - Voorzitter van de redactie van het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde – tot 1948 -. - 1925: Redacteur van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs. Hij vervult deze functie tot 1945; overigens was hij al vanaf het begin van het tijdschrift – 1920 - een geregelde medewerker en bleef hij tot na 1950 regelmatig bijdragen leveren. - 1929: nauw betrokken bij het oprichten van de commissie opleiding voor zwakzinnigenonderwijzers, de Opleiding voor Buitengewoon Onderwijs. Hij verzorgt binnen deze cursus en ook al bij eerdere opleidingen – vanaf 1913 zijn er zogenaamd vakantiecursussen - samen met o.a. Van Voorthuijsen de medische en psychologische cursusonderdelen (kinderpsychologie, psychpathologie en geestelijke hygiëne). - 1932: De commissie voor voortgezette vakstudie wordt de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs; het Seminarium voor Orthopedagogiek is daarbinnen het opleidingsinstituut. Op 12 Juli wordt de notariële akte van oprichting gepasseerd. Als oprichters vermeldt de akte de heren: J. de Graaff, dr. D. Herderschëe, prof. dr. Ph. Kohnstamm, A. J. Schreuder, P. H. Schreuder, dr. A. van Voorthuijsen en prof. dr. J. Waterink. - Benoemd tot lector in de infectieziekten aan de Universiteit van Amsterdam. - 1933: Neemt zitting in de commissie die in 1933 zal rapporteren dat veelal in Nederland gebruik gemaakt wordt van de Binet-Herderschêe-test en dat deze test nog prima voldeed. - Lid van het bestuur van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs die de ‘Leergangen’ verzorgde. - Is met mr. M.J.A. Moltzer redacteur van de serie ‘Sociale handwijzers op Juridisch en medisch gebied’, welke bij Nijgh & Van Ditmar worden uitgegeven. De serie was bedoeld voor de opleiding Maatschappelijk werk. - 1938: Wordt op 31 augustus benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. - 1943: pensionering als schoolarts en als Hoofd van de afdeling Besmettelijke Ziekten van het Wilhelmina Gasthuis. - Als lector wordt hij op 16 september eervol – om ‘gezondheidsredenen’ - ontslagen. - 1947: Dr. Herderschêe treedt af als redacteur van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs. Hij wordt opgevolgd door Dr. Th. Hart de Ruiter. Hij houdt, naar verluidt, 'de in vrijwel ademloze spanning aangehoorde -magistrale rede' op een federatief congres, uitgaande van de gezamenlijke B.O.-organisaties, waartoe het initiatief was genomen door de Vereniging van Onderwijzers en Artsen (13 en 14 Juni te Zeist). - 1958: Dr. Herderschêe publiceert zijn laatste bijdrage in het Tijdschrift voor Orthopedagogiek getiteld ‘Imitatie’. (Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs en Orthopaedagogiek, 38, 164-170). - 1969: Is zowel het oudste lid als erelid van de Vereniging van Onderwijzers en Artsen. - Overlijdt op 16 maart. - De Binet-Herderschêe-test is nooit geijkt op een grote, Nederlandse steekproef, wel zijn er kleinere normeringen verricht. - Doet onderzoek naar de bruikbaarheid van schedelmeting maar wijst deze methode af: de grootte van het hoofd vertelt niets over de geestelijke vermogens. - Scholen op het gebied van de zwakzinnigenzorg zijn naar hem genoemd. - Zat in vele commissies: van de Nederlandse Vereniging voor Schoolartsen, van de Amsterdamsche Voogdijraad, in de Commissie van Toezicht op de Kweekschool voor onderwijzers, in de Amsterdamsche Vereeniging tot bereiding van de koepokstof, het Genootschap ter Bevordering van Natuur-, Genees- en Heelkunde, de Vereeniging voor Artsencursussen en de Nederlansche Vereeniging voor Anthropologie. - Kenner van de Italiaanse kunst – Renaissance -. |
Vader: Predikant. |
BRON: Fedor de Beer, Dr. D. Herderschêe en het bepalen van wezenlijke achterlijkheid, Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2012) 13-23. BRON: Rinus Keyman & Fedor de Beer, Beknopt overzicht levensloop Dr. D. Herderschêe, in: Dr. D. Herderschêe, pionier van het speciaal onderwijs - een groots gedragen gehandicapt leven -, Jan Brandsma & Rinus Keyman (red.) Agiel: Amersfoort. |
Rommert Casimir (oorspronkelijk Rommert Kasimier, wijziging geslachtsnaam KB van 20-2-1932) |
1877-1957 |
Hij werd in 1877 in Kollum geboren. Hij was een half jaar oud toen zijn vader stierf, zodat hij door zijn moeder werd opgevoed. Als elfjarige jongen verlaat Rommert de christelijke dorpsschool en werkt een half jaar bij de Kollumer Courant. Dan verhuist zijn moeder naar Groningen, waar hij weer naar school kan. Hij kwam er op een christelijke school, waar zijn onderwijzer soms dronken voor de klas stond; het bracht hem toen al tot de gedachte van de geheelonthouding. Hij heeft toen zijn moeder bewogen hem naar de openbare normaalschool te laten gaan. Hier werd een goede opleiding gegeven met veel gelegenheid tot zelfstudie. Hij deed een uitzonderlijk goed onderwijzersexamen (1896). Ondertussen had hij zijn gereformeerde geloof verloren: tot teleurstelling van zijn moeder werd hij onderwijzer aan de openbare school. Dan volgen de examens elkaar snel op: 1897 de akte L.O Frans; in 1898 de hoofdakte; in 1900 het staatsexamen A. Om de lessen hiervoor te kunnen betalen moest hij zelf veel lessen geven. Hij bereidde zich op het vrijwel volledige staatsexamen voor in dezelfde tijd als waarin een H.B.S.-er met veel vrijstellingen het doet, hoewel hij er alleen zijn avonduren aan kon geven en bovendien nog veel las, lezingen hield en artikelen schreef. Hij ging door en liet zich in 1900 inschrijven als student bij de filosoof en psycholoog Heymans in Groningen. Hij was toen al hoofdonderwijzer en leraar Nederlands en opvoedkunde aan een Groningse normaalschool. Jan Ligthart trok hem aan als medewerker van zijn tijdschrift. Hij was voor Casimir een leermeester van het praktische zoals Heymans dat was in theoretisch opzicht. Casimir was de representant van een oppositie tegen het ‘intellectualisme’ en materialisme, en pleitbezorger van de op velerlei terrein ‘waarneembare wending tot het psychische’. Als pedagoog van zijn tijd was hij vrijzinnig geworden in zijn religieuze opvattingen en toonde hij achting voor het gezin, zijns inziens het centrum van de levensbeschouwelijke en ethische vorming. In 1903 legt hij het candidaatsexamen in de wijsbegeerte af bij Prof. Heymans. Wegens zijn zeer drukke werkzaamheden duurt het tot 1909 voor hij zijn doctoraal doet, nadat hij eerst nog in Utrecht tentamina in geschiedenis en Nederlands had afgelegd om onderwijsbevoegdheid voor deze vakken te krijgen. Zijn maatschappelijke positie verandert door dit alles. In 1899 wordt hij leraar in de opvoedkunde en het Nederlands aan de mede op zijn instigatie door de Nederlandse Bond van Onderwijzers opgerichte hoofdaktecusus, waar hij o.a. ook les geeft aan zijn toekomstige vrouw, 'die hem de milde rust weet te geven die hij, de rusteloos gedrevene, zozeer behoefde'. In 1902 wordt hij leraar aan de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzeressen in Groningen. In 1909 wordt het Nederlands Lyceum geopend met Casimir als rector. In 1918 werd hij de eerste, bijzonder hoogleraar in de paedagogiek - een extra-ordinariaat - in ons land in Leiden. Dit in opdracht van Het Nederlands Lyceum. Hij werd in Leiden 'niet met de grootste welwillendheid ontvangen'. In 1935 werd hem ook de empirische psychologie opgedragen. Er was reeds in 1913 sprake geweest van een professoraat in Groningen, naast zijn leermeester Heymans. |
Vader: Brugt Kasimier, boerenknecht, later marskramer (wordt in de literatuur ook ‘kleine manufacturier’ genoemd). |
BRON: G. Bolkestein, Rommert Casimir (Kollum, 29 september 1877 - Voorburg, 13 maart 1957) - ‘de eerste opvoeder van het volk van onze tijd’. BRON |
Het Nederlandsch Lyceum; Van speels eendje tot stoere zwaan - Paul Gerretsen
LESSEN periodiek van het Onderwijsmuseum december 2009
LINK